Na Engeland...Australië

Jef Van Bael vlucht in 1914 met zijn vrouw en 7 kinderen naar Engeland. Zij verbleven 4 jaar in Sheffield. Daarna emigreerden ze naar Australië. Door het leven in Engeland kreeg Jef ook zin om naar Australië te emigreren.

‘Ook in Booischot is de bevolking heel zenuwachtig want de verhalen die ze met mondjesmaat te horen krijgen over de gruweldaden die het Duitse leger in zijn opmars aanricht, zijn verschrikkelijk. Velen nemen dan ook het zekere voor het onzekere en gaan op de vlucht. Het gezin van Jef Van Bael (°1880) is nog in het dorp als ze op een zondagmiddag, net voor het middageten door een oom verwittigd worden dat ‘den Duits’ in aantocht is. Jef krijgt de tweede jongste zoon in zijn armen geduwd door Marie, zijn vrouw. Ze duwt hem door de achterdeur en raadt hem aan om te vertrekken. Hij vlucht zo snel hij kan, door de velden. Het is te riskant om te blijven. In de hoeve waar ze wonen, waren een tijdlang Belgische soldaten gelegerd en Marie is bang dat haar man door de Duitsers als collaborateur zal aanzien worden. Zelf verzamelt ze de rest van de kinderen (zes in totaal, sic) en wat proviand, sluit de deur en vertrekt. Ze moeten gewoon alles wat ze hebben achterlaten want het moet snel gaan. Te voet gaat het naar het naburige Heist-op-den-Berg en van daar verder naar Herentals. Voor mensen die nooit verder komen dan de rand van hun eigen of het naburige dorp, is dit een hele onderneming, laat staan als moeder met zes jonge kinderen. In Herentals hebben ze geluk. In het station vindt het koppel mekaar terug. Jef is dwars door de velden gelopen terwijl Marie de mensenstroom is gevolgd langs de grote baan. In Herentals station staat ook een soort goederentrein vertrekkensklaar. Deze zit al vol vluchtelingen en het is gewoon een kwestie van maken dat je erop zit en meerijden. Er worden geen vragen gesteld, geen kaartjes geknipt. Het is de laatste trein die uit dat station vertrekt voor de Duitsers arriveren. De tocht gaat langs Lier, Dendermonde, Gent, Brugge tot Oostende. De rit duurt zes dagen. Onvoorstelbaar als je weet dat we datzelfde traject nu in twee uur kunnen afleggen. In Oostende kunnen ze niet verder. Ze moeten er één nacht blijven voor ze met een pakketboot naar Folkestone in Engeland kunnen vertrekken. Daar aangekomen worden de vluchtelingen op een trein gezet richting Londen waar ze twee nachten worden ondergebracht in het Crystal Palace, een groot gebouw opgetrokken in glas en lood. Dit is de eerste keer dat ze echt op adem kunnen komen na hun vertrek uit Booischot. Vanuit Londen gaat de tocht verder per trein naar Sheffield in de Midlands. Ze moeten er verblijven in een ‘workhouse’. Een workhouse is een instelling voor arme mensen, zonder eigen middelen. Deze mensen krijgen hier voedsel en verzorging alsook slaapgelegenheid, maar worden in ruil hiervoor aan het werk gezet. De tweede dag in het ‘workhouse’ komt Jef in contact met een Engelse advocaat. De werkgever van de advocaat heeft zijn vrouw enkele jaren voordien verloren en is van plan het Engelse leger te vervoegen. Hij wil zijn huis ter beschikking stellen van een groot gezin Belgische vluchtelingen. Ook gas en elektriciteit wil hij voor deze mensen betalen. Dit is een geschenk uit de hemel en Jef gaat dan ook onmiddellijk in op het aanbod. De volgende dag reeds kunnen ze hun intrek nemen in hun nieuwe woonst. De lokale gemeenschap ontvangt de familie heel hartelijk en zorgt voor eten en kleding tot ze op eigen benen kunnen staan. Jef en Frank, de oudste zoon, gaan er aan de slag in een staalfabriek. De jongere kinderen gaan naar school en Maria blijft thuis bij de kleintjes. Ze blijven er vier jaar en zeven maanden in hetzelfde huis wonen. In Engeland worden Gaston (1916) en Hilda (1918) geboren. Het is ook in Engeland dat Jef op het idee komt om naar Australië te emigreren. Het land wordt er voorgesteld als ‘het land van melk en honing’, een land waar alles mogelijk is. Door het grote verschil in levensomstandigheden tussen Engeland en België hebben ze niet veel zin om terug te gaan naar het leven zoals ze dat tot dan toe hebben gekend. Jef begint dus navraag te doen om na te kijken hoe ze kunnen vertrekken. Dat blijkt echter niet zo gemakkelijk te zijn. Ze zijn Belgische vluchtelingen en zullen eerst naar België moeten terugkeren om daar hun papieren in orde te laten maken voor ze kunnen vertrekken naar Australië. Ook het geld voor de overtocht ontbreekt. Ze zullen moeten wachten tot de oorlog afgelopen is. Eindelijk is het zover! Wapenstilstand in 1918. Begin 1919 krijgt de familie bericht dat ze ‘verzocht’ worden om terug te keren naar Belgiê. Ze hebben hiervoor één week de tijd en er worden geen uitzonderingen gemaakt. Het vervoer wordt volledig door de overheid geregeld en in de maand april van dat jaar maken ze de oversteek van Hull naar België. Terug in Booischot trekken ze in bij Karel Van Bael, Jef ’s vader. Die bewoont op dat ogenblik de hoeve van het kasteel van Booischot en heeft wel wat plaats. Ze blijven er zes maanden. Het zijn moeilijke tijden in de kleine plattelandsdorpjes. Er is nauwelijks of geen werk in Booischot en twee grote gezinnen onder 1 dak dat zorgt soms voor strubbelingen. Jef besluit te verhuizen naar Wallonië waar op dat moment toch iets meer werk voor handen is. Het is intussen 1920. Het gezin trekt naar Gilly, een klein dorp in de buurt van Charleroi. Jef gaat er werken in een brouwerij en verdient er tussen 80 en 100 Belgische frank (2,00 à 2,50 euro) voor 12 uur/dag en dit zes dagen per week te werken. Hij mag er wonen in een huis dat eigendom is van de brouwerij. Het enige nadeel, het huis is 1 uur gaans van de brouwerij. Dat is dus elke dag , te voet 1 uur heen en 1 uur terug, na een dagtaak van 12 uur labeur. De kinderen gaan naar school in de buurt en leren er naast hun moedertaal Nederlands en het Engels dat ze hebben geleerd tijdens de vlucht naar Engeland ook nog Frans. Zodra ze oud genoeg zijn en niet langer naar school hoeven, beginnen de kinderen ook te werken. Charlie, Yvonne en Germaine werken in de glasfabriek. Frank in de mijn waar de lonen het hoogst zijn. Zodra Charlie kan, gaat hij ook in de mijn werken. Hij verdient er 160 Belgische frank per week voor 8 uur werk per dag en dit 6 dagen per week. Frank die wat ouder is, verdient iets meer en krijgt ook een steenkooltoelage waarmee ze het huis kunnen verwarmen.’ Jef Van Bael zal in 1924 helemaal alleen op verkenning trekken naar Australië, tien maanden later volgde zijn tweede oudste zoon Charly. In 1929 was er eindelijk genoeg geld om het ganse gezin te laten overkomen. Uit: Simonne en Martine Van Bael, De familie VAN BAEL “ – zoektocht naar de oorsprong van onze stam (boom), onuitgegeven manuscript, 2017, pp. 67-69. Met dank aan Simonne en Martine Van Bael, Jef Van Bael was de broer van hun grootvader.