Jacques Joseph Hamoir: Agatha Christie’s inspiratiebron voor Hercules Poirot?

English version 

De grootmoeder van Michael Clapp,  Mrs. Alice Graham Clapp, was betrokken bij de opvang van Belgische vluchtelingen in Exeter. Eén van deze vluchtelingen intrigeerde haar kleinzoon in het bijzonder: Jacques Joseph Hamoir.

'In 2008 liet mijn oudere broer John mij twee oude lederen valiezen na. Zij bevatten wat spullen die aan onze grootouders hadden toebehoord. Onder meer ook een klein boekje met een zwarte kaft. 

In dat boekje vond ik de namen van ongeveer 500 Belgen die in 1914 op de vlucht waren geslagen voor de Duitse bezetter. De eerste namen zijn die van N. Louis Crom, zijn vrouw en hun 28-jarige dochter, op datum van 5 oktober 1914. De voornaam van hun dochter ontbreekt helaas. Deze familie had tot in het midden van de jaren 1930 contact met mijn overleden tante, Amy Clapp. De laatste naamsvermelding dateert van 1 februari 2015, wat betekent dat in het boekje alleen de namen staan van de eerste golf vluchtelingen die in Exeter werd opgevangen. In de daaropvolgende maanden werd onderdak verschaft aan nog veel meer vluchtelingen. De vraag is waar we hun namen kunnen vinden.
De sociale achtergrond van die vluchtelingen was zeer divers. De meesten van hen krabbelden zelf hun naam in het boekje, waardoor sommige namen ook moeilijk leesbaar zijn. Naast hun naam vulden zij ook hun leeftijd, beroep en thuisadres in; en in een andere kolom noteerde men vervolgens het dorp of de stad waar hen onderdak zou worden verschaft, en de datum en de naam van de mensen die hen daarbij zouden helpen. Blijkbaar hield mijn grootmoeder, Mrs Alice Graham Clapp, dat boekje bij en ging zij op zoek naar families die bereid waren om die mensen te helpen en onderdak te verlenen. Ik lees in dat boekje ook dat er in Exeter, de woonplaats van mijn grootouders, een Belgian Refugee Hostel werd ingericht in St Leonard’s Road. Ik ga ervan uit dat die Hostel zich bevond in nummer 54, terwijl mijn grootouders in nummer 52 woonden.

Alice was afkomstig uit Launceston, Cornwall. Zij las voor aan de vluchtelingenkinderen, en daarbij kwam haar Cornwall-accent haar wel van pas, zo werd gezegd, want daardoor gingen zij haar Frans beter verstaan, en ook haar pogingen om Nederlands te spreken. De kinderen bedachten voor haar de bijnaam 'Mooi', hetgeen – naar men mij heeft verteld - beautiful betekent in het Nederlands en ook motherly. En dus gingen haar eigen kinderen en haar echtgenoot haar voor de rest van haar leven ook zo noemen. Zij had drie dochters en een veel jongere zoon, mijn vader, die in 1889 werd geboren.
In Engeland hulp vinden bij mijn zoektocht naar afstammelingen van de vluchtelingen, bleek niet gemakkelijk. Minstens één vluchteling is na de oorlog in Engeland gebleven en zijn kleindochter heeft contact met mij gezocht. Vandaag kan ik op wat meer medewerking rekenen, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in België.

Onderaan pagina 41 duikt de naam op van een oud-gendarme. Een man van 57, die misschien ‘Hornais’ heette, maar zeker ben ik daar niet van. Hij arriveerde in Exeter op 18 januari 1915. Hij kwam uit Herstal , samen met zijn 17-jarige zoon Lucien. Ik raakte vooral in hem geïnteresseerd omdat hij onderdak kreeg bij ene Mrs Potts-Chatto op 13 februari 1915. Zij woonde in een huis in Torquay, ‘The Daisons’ genaamd, niet ver van ‘Ashfield House’, waar de familie Miller woonde. The Daisons is intussen afgebroken en er woont in de regio ook niemand meer die luistert naar de naam Potts-Chatto. Maar de straat heeft nog wel ‘The Daisons’. In het gemeentelijk museum probeerde ik meer te vernemen over de Potts-Chatto’s. De archivaris was bijzonder behulpzaam en vond in een lokale krant een artikel over een receptie die Mrs Potts-Chatto op 6 januari 1915 had georganiseerd om geld en kleren in te zamelen voor de vluchtelingen. Bij die gelegenheid speelde ene Miss Agatha Miller(24) piano. Later in datzelfde jaar huwde Miss Miller en werd zij Agatha Christie. Aangezien Mr ‘Hornais’ pas op 18 januari 2015 in Exeter arriveerde, kan hij onmogelijk op die receptie aanwezig geweest zijn. Maar hoogstwaarschijnlijk kende Agatha’s familie de Potts-Chatto’s, zoals dat wellicht ook het geval was voor mijn grootmoeder. Een ontmoeting tussen Agatha en Mr ‘Hornais’ kan ook later hebben plaatsgevonden. In het boekje komen verder geen gendarmen voor en hij was één van de weinige vluchtelingen die naar Torquay werd gestuurd. De kans is bijgevolg bijzonder groot dat Agatha hem inderdaad heeft ontmoet en dat hij haar inspiratiebron werd voor de figuur van Hercules Poirot.
Veel leverde mijn zoektocht verder niet meer op, tot de Brusselse correspondent van de Daily Telegraph, Bruno Waterfield, er zich mee ging bemoeien. Hij achterhaalde dat de naam ‘Hornais’ niet voorkomt in België en besloot om de gemeente Herstal te contacteren. Daar bevestigde de plaatselijke archivaris, Madame Isabelle Le Ponce, dat een oud-gendarme – Jacques Joseph Hamoir – na het uitbreken van de oorlog samen met zijn zoon (Lucien, 17) naar Engeland was gevlucht, terwijl zijn vrouw, Marie Celine Hallet, en hun dochter, Yvonne, in Herstal waren achtergebleven. Yvonne was ouder dan Lucien. Jacques Hamoir werd geboren in 1858: hij en Lucien zijn dus wel degelijk de personen die opduiken in de lijsten in het boekje. Het toeval wilde bovendien dat Madame Le Ponce een boek over de rijkswacht had gepubliceerd, met daarin een foto van Mr Hamoir: een kleine man, die een opgewekte en kwieke indruk maakt. Madame Le Ponce liet me ook weten dat Mr Hamoir de rijkswacht vaarwel had gezegd bij het uitbreken van de oorlog en officier werd in het Belgische leger. Hij vocht op meerdere plaatsen en werd gewond. Voor zijn moed kreeg hij na de oorlog een medaille. Zijn zoon is spijtig genoeg verdronken in Cornwall. Ik kon de hand leggen op een kopie van de overlijdensakte en daaruit blijkt dat hij verdronk tijdens het zwemmen in zee, in Duporth Beach, bij St Austell, op 22 juli 1916. Ik probeer te achterhalen bij welke familie hij gehuisvest was in Ranelagh Road 6, Mount Charles, St Austell, en waar hij begraven werd. Blijkbaar waren ze verhuisd van Torquay naar Cornwall. We weten alleen niet wanneer.
Bij verder onderzoek botsten we op een lang artikel over de begrafenisplechtigheid in een lokale krant. Zeer veel mensen, zowel Belgen als inwoners van Cornwall, woonden de plechtigheid bij. Lucien was klaarblijkelijk zeer geliefd en had ook als muzikant enige faam verworven. Zijn moeder en zijn zuster waren eveneens aanwezig, maar wanneer zij België ontvluchtten en door wie zij werden opgevangen, is niet geweten en staat in het artikel niet te lezen. Madame Le Ponce wijst erop dat Jacques wellicht rond 1920 naar Herstal terugkeerde. Hij stierf er in 1944, op 86-jarige leeftijd. Zijn vrouw stierf in 1938. Zijn dochter huwde, maar bleef helaas kinderloos. Ook zij stierf in Herstal, in 1979. Aan mijn grootmoeder werd op 31 oktober 1918 ‘La Médaille de la Reine Elisabeth’ toegekend door de Belgische koning. Die medaille is in mijn bezit, evenals een andere, kleinere medaille, die haar wellicht door de burgemeester van Brussel werd toegekend. Ik heb getracht om Agatha Christie’s kleinzoon te contacteren – via de zoon van haar juridische raadsman – in de hoop dat zij de hand zouden kunnen leggen op een document dat enige geloofwaardigheid kan verschaffen aan de claim dat Mr Hamoir als een inspiratiebron gold voor Christie. Tot dusver heeft ook John Curran, een onderzoeker van het werk van Agatha Christie, een dergelijk document – waarin Agatha aan het bestaan van Hamoir refereert – niet kunnen vinden. Dat Hamoir haar inspiratiebron kan geweest zijn, is voor Curran wel een plausibele hypothese.'

Bron: getuigenis Michael Clapp.


Foto uit het archief van de grootmoeder van Michael Clapp. Wie kent deze meisjes?
Picture from the archives of the grandmother of Michael Clapp. Who knows these girls?